Naast Groot-Brittannië was België een van de belangrijkste leveranciers van stoomlocomotieven voor tal van buitenlandse staatsbedrijven en particuliere ondernemingen. Een grote producent was Cockerill te Seraing. Dit bedrijf leverde het eerste materiaal voor de Belgische Spoorwegen. John Cockerill was een Engelsman die in België een enorm staalbedrijf oprichtte.
Gerelateerde artikelen
Een enorme locomotief van het type 4-6-2 werd vanaf 1909 in gebruik genomen als type T.10. Dit type kreeg als aanduiding ‘Pacific’. In 1910 werd voor het eerst een dergelijke locomotief gebouwd door een Belgische producent die de naam ‘Flamme’ gaf aan dit ‘monster’. Zij bleven in gebruik tot 1957 en de laatste locomotief van dit type werd in 1959 gepensioneerd.
Al in 1902 werd de locomotief type 0-6-0 in gebruik genomen, toen met aanduiding T.32. Daarna kwamen varianten van dit type op de rails, eerst met zogenoemde ‘verzadigde stoom’, later met ‘oververhitting’ waardoor meer kracht kon worden opgebracht. Het type T.41 behoorde tot de laatste categorie en werd in 1959 afgedankt.
Een nog grotere locomotief dan het type 4-6-2 werd in 1910 in gebruik genomen. Het was een type 2-10-0 met de aanduiding T.36 en de benaming ‘Decapod’. Deze locomotief van 163 ton kon een snelheid behalen van 65 km per uur.
Omdat de afbeelding op de postzegel wat onduidelijk is hierboven een foto van een dergelijk exemplaar. Waarschijnlijk de basis voor het ontwerp van de zegel.
Een locomotief die in de Verenigde Staten werd gebouwd werd in 1920 ingezet op het Belgische spoorwegnet. Het was een type 2-8-0 met de naam ‘Consolidation’. Deze locomotief verving de exemplaren die in de Eerste Wereldoorlog verloren waren gegaan. Het waren goederentrein locomotieven en 150 stuks deden dienst als type T.38. Zij wogen 85 ton en bereikten een snelheid van 75 km per uur.
Wederom een type 2-8-0 werd afgebeeld op de postzegel van 30F. Deze locomotief had veel overeenkomsten met de exemplaren die gebouwd waren in de Verenigde Staten.
Door hoofdingenieur Fernand Legein werd in 1930 een locomotief ontworpen van het type 2-8-2 ten behoeve van de sneltrein op het traject Brussel naar de stad Luxemburg, een heuvelachtig terrein. Deze locomotief, type 5, kreeg de naam ‘Mikado’. Slechts vier exemplaren werden gebouwd. De locomotief woog 130 ton en kon een snelheid van 105 km per uur bereiken.
Type 4-6-2 uit 1935 werd afgebeeld op de postzegel van 50F. Deze gestroomlijnde locomotief werd aangeduid als type T.1. In 1935 werden 15 locomotieven van dit type in gebruik genomen, daarna nog 20 stuks in 1938. De locomotief werd in 1962 buiten gebruik gesteld.
Slechts zes stoomlocomotieven van het type 12 (Atlantic) werden in 1939 in gebruik genomen. Zij waren bestemd voor de sneltreinen tussen Brussel en Oostende. De reden van het kleine aantal van zes stuks was dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak en de productie in de fabriek van de NMBS werd stilgelegd. De locomotief had twee aangedreven assen en twee binnen liggende cilinders (4-4-2). Opvallend is de stroomlijn die door middel van beplating is aangebracht. De locomotieven waren genummerd 1201 tot en met 1206. De locomotief woog 89 ton exclusief de tender die 59 ton woog. Het laatste exemplaar werd op 29 juli 1962 uit de dienst genomen. De 12.004 werd door de Belgische Spoorwegen (NMBS) gespaard van de sloop en is thans te zien in het Belgische spoorwegmuseum te Schaarbeek.
Twee postzegels met afbeeldingen van een elektrische locomotief en een elektrisch treinstel worden ook wel tot de serie gerekend gezien de vormgeving, maar behoren natuurlijk niet tot de serie stoomlocomotieven. Vanzelfsprekend is nog veel meer te vertellen over de Belgische stoomlocomotieven, maar ik heb slechts geprobeerd een aantal aspecten te beschrijven. Zo kan een mooie thematische collectie worden opgebouwd door middel van deze prachtige zegels. Iets voor u?
Reacties (0)
Schrijf een reactie
(registratie is niet nodig)