Precies vijfhonderd jaar geleden, op 9 januari 1522, werd Adrianus VI tot paus gekozen. Nog geen twee jaar later, op 14 september 1523, stierf hij. Hij was de laatste niet-Italiaanse paus tot de verkiezing van de Pool Karol Józef Wojtyla in 1978 en geldt als de enige Nederlandse paus in de geschiedenis. Zijn pontificaat liep van 1522 tot 1523. Op 25 december (NPO2 19:30 – 20:35 uur) wordt een documentaire uitgezonden, die net zo spannend is als de Da Vinci Code. Herhaling op 31 december. Een extra lange blog op eerste kerstdag!
Gerelateerde artikelen
Jeugd en familie
Adriaan Floriszoon Boeyens werd geboren in de Brandstraat te Utrecht als zoon van de scheepstimmerman Floris (of Florens) en Geertruid Boeyens. Zijn vader overleed toen Adriaan tien was. Een broer van Floris, Cornelis, steunde het gezin financieel. Adriaan had nog twee oudere broers, Klaas en Jan, die respectievelijk in 1491 en 1497 stierven. Daarna was Adriaan samen met zijn oom verantwoordelijk voor de zorg voor zijn moeder. Adrianus ontving zijn eerste onderwijs aan een van de negen Latijnse scholen die verbonden waren aan de verschillende kerken te Utrecht.
Hij bleek leergierig en intelligent te zijn en ging in Zwolle naar de Latijnse school. Hij kreeg les van de Broeders van het Gemene Leven en kwam zo in contact met de Moderne Devotie. Lange tijd werd aangenomen dat hij les had gekregen aan de Latijnse School in Deventer, waar zijn portret in 1992 zelfs op de gevel is aangebracht. Of hij hier echt onderwijs heeft genoten wordt echter sinds 2010 in twijfel getrokken.
Loopbaan 1476–1522
1476–1491 Student en doctor
In 1476 ging Boeyens studeren aan de Universiteit van Leuven. De toenmalige rector Robert vanden Poele (in Latijn: de Lacu) schreef de 18-jarige student op de rol op 1 juni 1476. Zijn studie werd betaald door Jan van Marselaer uit Malderen, die dit zo in zijn testament had bepaald. Hij studeerde twee jaar lang aan de Artesfaculteit (Pedagogie Het Varken) en werd eerste van zijn jaar (1478). De kersverse magister artium wisselde van studierichting en studeerde theologie, maar doceerde tegelijk de Vrije Kunsten (=filosofie, dialectica en ethiek).
Erasmus was een van zijn leerlingen. In 1489 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Artesfaculteit. Het daaropvolgende jaar behaalde hij zijn licentiaat in de theologie, gevolgd door zijn doctoraat in 1491. Zoals gebruikelijk toen schonk de stad Leuven een geschenk omwille van zijn doctoraat: meerdere vaten wijn uit het Rijnland.
1490-1515 Hoogleraar, vicekanselier, rector alsook kanunnik en deken
De kerkelijke loopbaan van Adrianus begon met zijn priesterwijding op 30 juni 1490. Hij was er verbonden aan het Groot Begijnhof en zetelde in het kapittel van de Sint-Pieterskerk in Leuven. Daarbovenop werd hij van 1492 tot 1507 pastoor extra locum, dat wil zeggen: zonder er te wonen, van Goedereede en Ouddorp op Westvoorn. Hij was eveneens als kanunnik verbonden met het kapittel van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Antwerpen, deze van Anderlecht en van Utrecht. In 1497 werd hij deken van de Leuvense Sint-Pieterskerk en daardoor ook vicekanselier van de universiteit. Door de frequente afwezigheid van de kanselier was dit een zeer belangrijke functie.
1507 Leermeester van Karel V
Door zijn stichtelijke en vrome levensstijl maakte hij naam. Deze eigenschap zorgde ervoor dat keizer Maximiliaan I hem in 1507 benoemde tot opvoeder en een van de leermeesters van zijn toen 7-jarige kleinzoon prins Karel, de latere keizer Karel V, tevens kleinzoon van Ferdinand II van Aragon, die een jaar eerder vorst van de meeste Nederlandse gewesten was geworden. Karel verbleef op het hertogelijk kasteel van de Keizersberg in Leuven bij zijn tante Margaretha van Oostenrijk, samen met zijn jonge broer Ferdinand. Adrianus gaf er onderricht aan de jonge Karel. Later zou de vriendschap die toen met Karel ontstond een obstakel blijken voor de verzoening van de Franse koning Frans I van Frankrijk met Karel.
1515 Toezicht op de handel in dijkaflaten
In de nazomer van 1515 werd Boeyens door paus Leo X aangesteld tot pauselijk commissaris (toezichthouder) op de handel in dijkaflaten, een innovatie van de jonge landsheer Karel V. Onder zijn supervisie werden kerken aangewezen, waar gelovigen de aflaten konden verkrijgen. Ook moest hij erop toezien, dat er geen misbruik van de handel in aflaten werd gemaakt en dat de ingezamelde gelden hun uiteindelijke doel zouden bereiken: 1/3 deel was voor het Vaticaan ten behoeve van de bouw van de Sint-Pietersbasiliek, 2/3 deel ging naar de schatkist van Karel V met als beoogde bestemming de verbetering van de dijken.
1515 Diplomatieke missie naar Spanje
In 1512 had de katholieke koning Ferdinand II van Aragón, na de dood van Isabella I van Castilië, een testament laten maken waarin hij zijn naamgenoot Ferdinand, de broer van Karel, benoemd had tot regent en opvolger. Voor Karel stond er veel op het spel: het verlies van de Spaanse landen, de Beide Siciliën en Amerika.
Karel vroeg Adrianus of hij wilde proberen het testament te laten veranderen en Karel erfgenaam te maken. In 1515 vertrok Adrianus naar Spanje, waar hij met argwaan werd ontvangen door Ferdinand van Aragón. Hoe de onderhandelingen liepen is niet duidelijk. Enkele bronnen beweren dat Adrianus beroemd was om zijn onderhandelingskunst. Hij zou ook nu goed werk geleverd hebben. Andere bronnen beweren het tegenovergestelde. Velen waren volgens hen namelijk teleurgesteld in de resultaten die behaald waren en ze beschuldigden hem daarom van onhandigheid en onbekwaamheid. Dit was echter wel zijn eerste diplomatieke ervaring.
1517 Bisschop van Tortosa 1516, regeringsleider en kardinaal
Hoe het ook zij, het uiteindelijk behaalde resultaat moet Karel zeer tevreden hebben gestemd. Karel bleek bij de dood van Ferdinand van Aragón benoemd te zijn tot erfgenaam. Als dank voor zijn hulp bij de onderhandelingen, werd Adrianus benoemd tot gezant bij de kroon van Castilië. In 1516 werd hij bisschop van Tortosa. Mede op aandringen van zijn vroegere pupil Karel, die in 1516 koning Karel I van Spanje was geworden, creëerde paus Leo X hem op 1 juli 1517 tot kardinaal. Sindsdien leidde Boeyens de regering, samen met kardinaal Francisco Jiménez de Cisneros, en na diens dood in 1517 en het vertrek van Karel uit Spanje, alleen. Karel werd in 1519 namelijk tot keizer Karel V gekroond. Vanaf 1517 liet Boeyens in Utrecht een huis bouwen, het huidige Paushuize, waar hij nooit zou wonen.
1518 Grootinquisiteur
Op 4 maart 1518 werd Adrianus aangesteld tot grootinquisiteur van Castilië en Leon. Eerder waren Aragon, Valencia en Navarra al onder zijn toezicht gesteld. Veelal wordt hij niet als een wrede inquisiteur beschouwd. Enkele jaren later zou hij op aandrang van onder anderen Diego Velázquez het gewelddadige optreden van Hernán Cortés tegen de Azteken bestrijden.
1520 Regent van Spanje
Koning Karel I van Spanje werd op 23 oktober 1520 te Aken tot keizer Karel V van het Heilige Roomse Rijk benoemd. Voor Adrianus had dit twee belangrijke gevolgen. Ten eerste werd hij bij het vertrek van Karel V naar Aken als regent van Spanje benoemd. Dit beschouwde hij meer als een last dan als een gunst. Alleen uit loyaliteit tegenover Karel V accepteerde hij deze functie. Het tweede gevolg was dat hij nu eenzaam achterbleef in het voor hem vreemde Spanje. Hij wilde zich het liefst aan de woelige politiek onttrekken en terugkeren naar Leuven. Daarom schreef hij herhaaldelijk naar Karel V dat hij hem graag zou willen vergezellen op de reis naar Duitsland. Karel V verzocht hem echter te blijven.
Na het vertrek van Karel V uit Spanje faalde hij als regent in een groot aantal zaken. De politieke mislukkingen die hij onder ogen moest zien, waren vaak niet te wijten aan Adrianus. Toch zou hij er later in de geschiedenisboeken altijd mee in verband worden gebracht. Zo bemerkte hij dat de Spanjaarden hem bleven beschouwen als een vreemdeling. Ze wensten een Spanjaard als regent. De Spaanse steden sloten zich aaneen in de ‘Santa Junta’ (=’Heilig Verbond’). Ze weigerden de regent te erkennen. De opstand van de steden – Opstand van de comunidades – gesteund door de adel, brak twee maanden na het vertrek van Karel V uit. De 61-jarige Adrianus, die zich, zoals gezegd, het liefst buiten de politiek hield, stond voor een aantal moeilijke beslissingen. De belangrijkste was of hij met geweld zou moeten ingrijpen.
Nadat hij er niet in was geslaagd de opstand neer te slaan, vroeg hij zijn ontslag schriftelijk aan bij Karel V. Adrianus herhaalde dit verzoek in enkele andere brieven. Keizer Karel V voldeed uiteindelijk aan zijn wens en benoemde op 29 september 1520 twee Spaanse mederegenten. Adrianus was in zijn korte functie als regent eerlijk, loyaal en ijverig tegenover keizer Karel V geweest. Hij had dit ambt nooit geambieerd en was altijd meer geïnteresseerd in de wetenschap dan in de politiek. Het gebrek aan politieke aspiraties en zijn gebrek aan militaire en diplomatieke leidersgaven verklaren de mislukte acties die hij als regent coördineerde. Adrianus stond echter een nog zwaarder ambt te wachten.
Conclaaf 1521–1522
Anarchie
De plotse en zeer onverwachte dood van paus Leo X (Giovanni De Medici) op 1 december 1521 leidde in Italië tot een politieke en culturele omwenteling. Alles wat tot nu toe op politiek gebied opgebouwd was, werd plotseling opgegeven. Alle legers werden of op non-actief gezet of naar huis gestuurd. Dit kwam vooral doordat de pauselijke schatkist leeg was. Leo X had met zijn extravagante levensstijl al het geld uitgegeven dat ten tijde van paus Julius II nog in de schatkist aanwezig was.
De culturele omwenteling vond pas plaats na de verkiezing van Adrianus en zal dus later besproken worden. Rome was zelf ook in beroering. Er heerste politieke anarchie. De aartsbisschop van Napels, die als gouverneur van de stad was aangesteld, slaagde er toch in tijdelijk orde en rust te brengen.
Rivaliteit
Vier weken na de plotse dood van Leo X werd het conclaaf voor een nieuwe paus geopend. De kardinalen stonden voor een lastige beslissing. Ze moesten rekening houden met de rivaliteit tussen twee machthebbers in Europa. Dit waren de Franse koning Frans I en Karel V onder meer koning van Spanje, keizer van het Heilige Roomse Rijk en heer der Nederlanden. De kardinalen waren door deze rivaliteit verdeeld in twee kampen. Erger nog dan de politieke wanorde en de financiële situatie waren de meningsverschillen en vijandigheden van de kardinalen onderling. Deze waren een weerspiegeling van de problemen die in Italië en in de rest van Europa heersten.
De twee belangrijkste kandidaten Giulio De Medici en Thomas Wolsey, die gesteund werd door koning Henry VIII konden geen meerderheid behalen.
Beslissing
Eindelijk zou bij de elfde stemronde een beslissing vallen. Van buiten werd een snelle beslissing geëist: de bevolking werd ongeduldiger en er heerste een grote chaos in de stad. De Medici besefte dat de keuze snel gemaakt moest worden en stelde het volgende voor:
‘Tien stemronden hebben aan het licht gebracht dat er nooit overeenstemming bereikt zal worden. Mijn kandidaten werden door de tegenpartij systematisch afgewezen en ik heb redenen te over om kandidaten van de tegenpartij af te wijzen. Laat ons het eens worden over een kardinaal die niet op het conclaaf aanwezig is, maar die een goede paus zou kunnen worden.’
Iedereen reageerde hier instemmend op. Ze vroegen hem of hij diegene zou willen noemen. ‘Ik denk aan de kardinaal van Tortosa, die niet alleen een zeer verdienstelijk man is, maar bovendien de reputatie geniet als een heilige te leven’, antwoordde De Medici.
Kardinaal Thomas Cajetanus, die zich het hardnekkigst had verzet tegen alle kandidaten die De Medici had voorgedragen, dwong de beslissing af. Hij hield een redevoering over Adrianus en bleek zeer positief tegenover de nieuwe kandidaat te staan. Plotseling steunden ook de andere kardinalen Adrianus. Hoewel velen nog nooit van deze Nederlander gehoord hadden, stemden ze in een mum van tijd voor de vrome kardinaal. Pas nadat de beslissing genomen was, begonnen ze na te denken over hun besluit: ze hadden een ‘barbaar’ benoemd tot paus. Het Romeinse publiek reageerde woedend, verslagen en verbaasd. Al met al was de start van Adrianus in Rome waar hij zijn ambt zou bekleden slecht. Nog voordat de man een kans had gehad zich aan de hand van zijn daden te bewijzen, was hij al gehaat en werd hij reeds gezien als een barbaarse paus.
Na de pausverkiezing 1522
Aanvaarding
Adrianus was, nadat hij ontslagen was als regent, in Spanje gebleven. Hij moest namelijk van zichzelf zijn functie als inquisiteur te Aragon en Navarra blijven uitvoeren. Hij wijdde zich succesvol aan de hervormingen binnen de Kerk en nam een zeer aanzienlijke plaats in de regering van Spanje in: Adrianus was benoemd tot luitenant van de keizer.
Het eerste bericht van zijn verkiezing tot paus op 9 januari ontving hij op 22 januari te Vitoria. Hij vond het zeer ongeloofwaardig. Pas toen hij de officiële documenten zag moest hij zijn twijfel laten varen. Op 2 februari 1522 schreef hij aan Hendrik VIII dat hij de functie van paus en vooral de verantwoordelijkheid die die met zich meebracht nooit geambieerd had. Hij aanvaardde de tiara enkel en alleen uit vrees dat hij God en het christendom anders zou beledigen. Dat dit niet alleen beleefde of nederige woorden waren, maar de echte gemoedstoestand van hem weerspiegelden, bleek uit de brief. Hij schreef dat hij niet ingenomen was met zijn verkiezing, omdat hij een leeftijd had bereikt waar hij meer naar rust snakte dan naar verpletterende verantwoordelijkheden.
Wanorde in Rome
De legaten van de kardinalen waren begin maart nog niet uit Rome vertrokken en Adrianus werd ongeduldig. In naam was hij al een hele tijd paus maar hij kon nog niet als zodanig optreden. Vandaar dat Adrianus besloten had op 8 maart, in het bijzijn van een groot aantal hoogwaardigheidsbekleders, plechtig bekend te maken dat hij tot paus was benoemd. Ook hier vermeldde hij dat dit ambt een voor hem veel te grote verantwoordelijkheid met zich meebracht.
In Rome werd het bestuur van de stad waargenomen door drie kardinalen, die elke maand vervangen werden door drie andere. Ze wisten absoluut niet hoe ze om moesten gaan met de anarchistische chaos. Daarbovenop kwam het feit dat de financiële bronnen waren opgedroogd. De edelstenen van de pauselijke tiara waren zelfs vervangen door namaakstenen. In Italië waren diverse oorlogjes uitgebroken en er werd overal geplunderd. Tevens brak in Rome een pestepidemie uit.
Over de paus wist men in Rome nog weinig. De eerste berichten die inmiddels waren binnengekomen beloofden niet veel goeds. Hij zou een zeer streng man zijn die als basisprincipe nooit meer dan één beneficie aan een persoon zou geven. Dit viel natuurlijk niet in goede aarde bij de wereldse kardinalen. Eigenlijk hadden zij er op gehoopt dat Adrianus alsnog de tiara zou weigeren. Ook het volk, dat niet zat te wachten op een strenge paus, hoopte hierop. Door het lang uitblijven van berichten en ook van de aankomst van de paus groeide deze hoop. Toen uiteindelijk bleek dat hij toch zou komen, was de teleurstelling des te groter.
Reis naar Italië
Adrianus was gevraagd, ondanks de nog niet aangekomen legaten, zich met spoed naar Rome te begeven om aan de chaos een einde te maken. Men begon onmiddellijk met de voorzorgsmaatregelen voor zijn reis. Deze maatregelen moesten getroffen worden omdat de Middellandse Zee vergeven was van Turkse piraten. Hij zou niet over land naar Rome trekken, omdat dit als een gunst aan Frans I gezien zou kunnen worden. Karel V zou een gunst aan zijn aartsvijand vanzelfsprekend niet waarderen. Adrianus vermeed dit soort toestanden zo veel mogelijk. Langzamerhand werd echter duidelijk dat de ongekroonde paus niet aan de kant van de keizer stond, ook al was hij de leermeester van Karel geweest. Hij weigerde om tot de anti-Franse liga van Karel V toe te treden. Bijna alle mensen om hem heen waren keizersgezind en ze probeerden er dan ook alles aan te doen om de paus toch tot deze liga te doen toetreden. Adrianus bleek echter, ondanks zijn liefde en bewondering voor Karel, neutraal te willen zijn. Hij zou tijdens zijn pontificaat alleen de vrede dienen.
Adrianus vertrok op 12 maart 1522 uit Vitoria. Zijn reis werd een ware triomftocht. Overal juichten de menigtes hem toe terwijl hij op een draagstoel door de steden werd gedragen. Op 4 april kwam hij in Saragossa aan, de hoofdstad van Aragón. Hij bleef er twee maanden en schreef hier op 9 mei 1522 de pauselijke bul Exponi nobis fecisti, die al snel bekend werd als de Omnimoda (=Allesomvattende), waarin hij aan de Franciscanen en andere bedelorden tijdelijk bijna de volledige kerkelijke macht gaf in gebieden in de Nieuwe Wereld waar geen bisschop aanwezig was, wanneer dit nodig was om de plaatselijke bevolking tot het christendom te bekeren. Alleen bisschoppelijke wijdingen mochten niet door hen worden uitgevoerd. Ten slotte scheepte Adrianus zich op de avond van 5 augustus 1522 in. Er waren in totaal vijftig schepen, die een gevolg van duizend man en tweeduizend soldaten moesten vervoeren. De gevaren en ongemakken onderweg maakten grote indruk op de paus. Toch las hij, gedurende de drie weken durende zeereis, dagelijks de mis. Het unieke aan de onderneming was echter Adrianus zelf, de eerste paus in de geschiedenis die zo’n grote afstand aflegde.
Aankomst te Rome
Op 28 augustus ging paus Adrianus VI aan wal te Ostia. Hij had de vloot van vijftig schepen achter zich gelaten en kwam met een roeibootje met maar zes begeleiders aan varen. In Ostia was met veel weelde een feestmaal voor hem aangericht. De nieuwe paus weigerde echter aan tafel te gaan, want ook bij deze gelegenheid was volgens hem overvloed niet gerechtvaardigd. Er waren maar weinig voorbereidingen getroffen in Ostia voor de aankomst van de paus, zo bleek er geen enkel paard in de haven aanwezig te zijn. De kardinalen waren zeer verbaasd toen ze Adrianus plotseling weg zagen rijden op een ezel. Dit alles zou kunnen getuigen van de weerzin die over het algemeen in Rome werd gevoeld tegen de aankomst. Maar het ongeloof dat de paus midden in een pestepidemie zou aankomen, kan ook een reden geweest zijn.
Ten tijde van Adrianus’ aankomst waren vele kardinalen vanwege de pestepidemie de stad ontvlucht en zij woonden nu op het land of in de bergen. Ook de paus werd aangeraden zich buiten de muren van Rome te laten kronen. Hij legde deze raadgevingen echter naast zich neer en wilde de beproefde bevolking troosten en orde op zaken stellen. Op zondag 31 augustus vond in de basiliek zijn kroning plaats. Al snel bleek dat de paus een zeer streng beleid zou willen voeren. Hij verzocht de kardinalen afstand te doen van het recht asiel te mogen verlenen aan misdadigers. Hij verbood ook het dragen van wapens op het grondgebied van Rome. Alle priesters moesten hun baarden afscheren. Al deze bevelen verbaasden de kardinalen, de prelaten en de gehele hofhouding. Ze boezemden hen angst in.
Boeyens had bijna een half jaar getwijfeld of hij zijn uitverkiezing wel zou aanvaarden, maar werd op 31 augustus van datzelfde jaar in Rome toch gekroond. Als zijn voornaamste taken zag hij het tegenhouden van de Reformatie, de hervorming van de Kerk en vereniging van de christelijke machten tegen de aanvallen van de Turken in Hongarije en op het Griekse eiland Rhodos.
Pontificaat 1522–1523
Relatie met Erasmus
De humanist Desiderius Erasmus kende Adriaan uit Leuven, toen hij in 1502 enkele colleges bij hem volgde. Rond de tijd dat Adrianus tot paus werd verkozen was Erasmus inmiddels bekend door zijn tekstuitgaven van schrijvers uit de vroege geschiedenis van het christendom. Zijn editie van het Griekse Nieuwe Testament had echter onder theologen grote opschudding veroorzaakt. Erasmus had daarop bescherming gezocht en gekregen bij paus Leo X, maar toen deze overleed, laaiden de intriges weer op. Het was voor hem dan ook belangrijk om de steun te krijgen van Adrianus VI, de nieuwe paus waarvan hij veel verwachtte. En dat leek goed uit te komen, want Adrianus VI had op zijn beurt Erasmus nodig.
Zo wilde hij dat Erasmus zich in de strijd met Luther zou mengen door een krachtig stuk tegen diens stellingen te schrijven. Erasmus ging daar echter niet op in en kwam ook niet naar Rome, zoals Adrianus wilde. Wel waarschuwde hij de paus niet te hard tegen de lutheranen op te treden, want dat zou de terugkeer van voormalige lutheranen naar de rooms-katholieke kerk alleen maar bemoeilijken. Ze kwamen dus niet echt nader tot elkaar, wat ook blijkt uit de zes brieven die ze tussen augustus 1522 en maart 1523 aan elkaar stuurden.
Ondanks zijn hoge verwachtingen van de nieuwe paus, weigerde Erasmus op de herhaalde uitnodiging in te gaan van Adrianus VI om naar Rome te komen. Adrianus wilde dat Erasmus vanuit Rome zijn academische werk zou inzetten voor deze hervorming en zich duidelijk uit te spreken tegen Luther. Erasmus wilde zijn onafhankelijkheid niet verliezen: hij vreesde dat anderen zouden kunnen beweren dat hij zich had laten omkopen om zich aan te sluiten bij het kamp tegen Luther. Hij verkoos tot het einde van zijn leven de vrijstad Bazel.
Paus Adrianus VI had als belangrijkste taken:
Tegenhouden van de Reformatie
In Noord-Europa, dat zich voor een groot deel had aangesloten bij de leer van Maarten Luther, dreigde een schisma. Luther had in 1517 geklaagd over de misstanden en vooral de aflaathandel met zijn 95 stellingen. Ook meende hij dat in de Bijbel nergens wordt verwezen naar het primaatschap van Petrus, van wie de paus als opvolger geldt. Luther en zijn leer bleken daarmee een groot gevaar voor de toenmalige Katholieke Kerk te vormen. Luther heeft in een van zijn pamfletten het volgende over Adrianus geschreven: De paus is een magister noster van Leuven, waar zelfs ezels de kans hebben om het doctoraat te verwerven. Zijn woorden en daden worden geïnspireerd door Satan.
Ook noemde hij hem een antichrist en een blinde tiran. Paus Adrianus VI, die in feite dezelfde misstanden trachtte te bestrijden, slaagde er tijdens zijn korte pontificaat niet in om de Reformatie effectief te bestrijden. Deels was dit te wijten aan de vele geestelijken die het probleem onderschatten, maar de belangrijkste oorzaak lag in het tekort aan aandacht die kon worden geschonken aan Luther en zijn leer, aangezien de Katholieke Kerk in die tijd aan vele bedreigingen blootstond.
De opinie die Maarten Luther over Adrianus ventileerde vergrootte Luthers aanhang. De paus had veel welwillendheid getoond met betrekking tot de hervorming van de Kerk. Luther wilde echter niets van hem en zijn hervormingen weten en zag Adrianus VI als zijn vijand, dit zowel in persoonlijke zin alsook wat zijn leer betreft.
Het bestrijden van de ketters in de Germaanse landen (de Reformatie) mislukte. De paus had zijn hoop gevestigd op de Rijksdag van Neurenberg die op 1 september 1522 begon. Daar zou zijn gezant de leer van Luther bestrijden en de uitvoering van het Edict van Worms eisen. De pauselijk legaat had als opdracht meegekregen een boodschap voor te lezen waarin de paus de volledige verantwoordelijkheid op zich nam voor de misstanden in de Kerk. Maar die ongewone bekentenis, die later wel als de eerste stap in de Contrareformatie werd gezien, kwam te laat.
Hervorming van de kerk
De talrijke misstanden op personeel gebied binnen de Katholieke Kerk, zoals het schandelijke en losbandige leven van de geestelijken moesten snel en krachtig bestreden worden. Door deze algemeen bekende wantoestanden verloor de Kerk langzamerhand haar waardigheid en daarmee ook haar aanhang. Adrianus VI heeft zich vanaf het begin van zijn pontificaat er voor ingespannen om een hervorming door te voeren die een einde zou maken aan deze misstanden. Hij kreeg echter veel tegenwerking te verduren van wereldse geestelijken. De resultaten waren zodoende beperkt. Adrianus was wel de eerste paus die het gevaar van de misstanden voor de Kerk inzag. Hoewel de hervorming binnen de Kerk niet gelukt was, wordt Adrianus toch in hedendaagse geschiedenisboeken geroemd om zijn moed.
Bescherming tegen Turken door christelijke machten te bundelen
Allereerst waren de oprukkende Turken een grote zorg voor Adrianus. Hij deed er alles aan om de Europese vorsten het gevaar te doen inzien. Door de laksheid en onverschilligheid van de vorsten liepen zijn waarschuwingen op niets uit. Ook de verdeeldheid tussen Frans I en Karel V was een reden voor de onwilligheid om gezamenlijk tegen de Turken te strijden. Adrianus stelde heel veel belang in een gezamenlijke kruistocht, maar verder dan het starten van geldinzamelingsacties kwam hij niet. De verovering van Rhodos in 1522 door de Turken onder Süleyman I kwam voor hem hard aan.
Zijn missies om vrede te stichten en een gezamenlijke kruistocht tegen de Turken te organiseren zag hij mislukken. Op 4 juli 1523 dreigde Frans I Adrianus in een brief met een schisma. Hij verbood ook de geldzendingen naar Rome, en schreef aan de Curie: ‘Echte Turken waar we tot de laatste snik tegen moeten vechten zijn de geestelijken.’ Dit werd Adrianus VI te veel en hij trad, na zeventien maanden neutraal geweest te zijn, tot de Keizerlijke Liga toe.
Ziekte en overlijden
Op 5 augustus 1523 werd Adrianus ernstig ziek en op 5 september 1523, exact één maand later, verscheen hij voor het laatst in het openbaar. Hij zegende op die dag de Romeinse troepen en vaandels. Hij voelde zich echter steeds beroerder. In zijn ambtsperiode was hij al eens een paar keren eerder ziek geweest, maar telkens kwam hij er weer bovenop, naar eigen zeggen met de hulp van God. Op 8 september wist de paus echter dat hij niet nog een keer wonderbaarlijk zou genezen. Hij riep de kardinalen bij zich en liet zijn testament opmaken. Hij vroeg of de kardinalen er bezwaar tegen hadden als hij Willem van Enckevoirt, een van zijn trouwe raadgevers, die hij al eerder tot Datarius had bevorderd, tot kardinaal zou benoemen. Ten tijde van Leo X waren er wel ooit al eens veertig kardinalen op één dag benoemd, maar nu Adrianus vroeg of ze instemden met de benoeming van één enkele man maakten de kardinalen hevige bezwaren. Ze hadden weinig medelijden met de stervende paus, maar stemden uiteindelijk toch toe. Op maandag 14 september 1523 om 14 uur in de namiddag stierf de tot nu toe enige Nederlandse paus. Zijn pontificaat had maar amper één jaar – 12 maanden en twee weken om heel precies te zijn – geduurd. Na de dood van Adrianus werden er tot 1978, toen de Pool Karol Wojty?a paus Johannes Paulus II werd, alleen nog maar kardinalen uit Italië tot paus verkozen.
Meteen na de dood van de paus werd er gesproken van vergiftiging. De geschiedenisboeken zijn wat dit betreft tegenstrijdig. Adrianus was rechtlijnig in de leer en had zich tegen schending van het celibaat gekeerd. Het gerucht ging dat de maîtresse van een kanunnik hem had vergiftigd. Na de dood van Adrianus VI werd Giulio De Medici verkozen tot paus Clemens VII. De kardinaal, die Adrianus zelf destijds tijdens het conclaaf had voorgedragen, verviel echter al gauw weer in zijn oude gewoontes. Door dit gedrag werd het echec van Adrianus’ pontificaat nog maar eens verduidelijkt.
Gebruikte bron: Wikipedia.
Meer info:
500 jaar Paus Adrianus: https://www.pausadrianus500.nl/
Pauscast: https://www.nporadio5.nl/podcasts/pauscast?page=2
Paus Adrianus (Gemeente Utrecht):
Expo 500 jaar Paus Adrianus in Utrecht:
https://www.catharijneconvent.nl/tentoonstellingen/paus-adrianus-wereldleider-uit-utrecht/
Documentaire paus Adrianus op 25 en 31 december 2022 op tv:
https://kro-ncrv.nl/enige-nederlandse-paus
Artikel in maandblad Filatelie nummer 12/2022, pagina 682 – 685 (Adrianus VI – de Nederlandse paus).
Reacties (0)
Schrijf een reactie
(registratie is niet nodig)