De kaars, wie heeft hem niet thuis in gebruik als de stroom uitvalt of voor de gezelligheid tijdens het kerstmenu. Hoe is de kaars ontstaan en waarom zien we de kaars terug in de Adventskrans. De kaars in gebruik tijdens verjaardagen op een taart maar ook in de decembermaand waar we genieten van het licht in deze donkere tijden. Reist u filatelistisch mee?
Gerelateerde artikelen
Kaars
Uitvinding
De Etrusken, een ontwikkeld volk in Midden-Italië, (nu Toscane), enkele eeuwen voor Christus, gebruikten als verlichting een touw gedrenkt in pek, olie of vet. Er zijn aanwijzingen dat al veel eerder kaarsen voor verlichting werden gebruikt. In de graftombe van Toetanchamon (14e eeuw voor Chr.) zijn kandelaars (of toortshouders) aangetroffen. In de Romeinse tijd verschijnt de kaars definitief ten tonele. Vet of was diende als brandstof.
Middeleeuwen
In de middeleeuwen was de kaars de voornaamste bron van kunstverlichting. Kaarsenmakers waren verenigd in het Kaarsenmakersgilde. Goedkope kaarsen werden gemaakt van vet (talg), duurdere van bijenwas. De vetkaarsen brandden niet zo mooi als de waskaarsen. Een vetkaars was zacht, walmde, gaf roet, droop altijd wat en gaf geen aangename geur (als gevolg van het ontstaan van acroleïne). De pit was gemaakt van getwijnde katoendraden, waarvan het verkoolde uiteinde van tijd tot tijd afgeknipt (gesnoten) moest worden.
Vanwege het brandgevaar (maar ook vanwege de slechtere kwaliteit van het uitgevoerde werk) was het gebruik van kaarsen als kunstverlichting voor het avondlijk werk vaak aan banden gelegd. De kaarsen brandden regelmatig genoeg om als een klok gebruikt te worden. Er waren 12- en 24-uurskaarsen verkrijgbaar met horizontale ringen die de uren aangaven. Tegenwoordig ziet men nog wel kaarsen met een urenverdeling op de zijkant. Dit zijn vaak opdrukken van papier, dit papier kan als lont gaan werken, waardoor de kaars tevens aan de buitenkant kan gaan branden.
Technologische vernieuwing
Eind 18e eeuw komt de visserij op de potvis met een alternatief voor vet en was. Kaarsen konden worden bereid uit een vettige stof uit de kop van de potvis, spermaceti of walschot genoemd, die voornamelijk bestaat uit cetylpalmitaat. Deze stof werd bereid door uitgekookt walvisvet bij koud weer (6 °C) te laten uitkristalliseren. Hiervan produceerde men de duurdere typen ‘smeerkaars’.
Daarnaast ging men ook kaarsen toepassen voor tijdmeting, waarvoor men een aantal kaarsen van gelijke lengte gebruikte. Iedere kaars werd gemerkt met strepen op onderling gelijke afstand, waarbij de afstand tussen elke merkstreep overeenkwam met een door ervaring verkregen tijdsperiode.
De kaarsenmakerij was het onderdeel van de chemische industrie dat in de negentiende eeuw qua schaal het meest veranderde. Aan het begin van die eeuw werden de kaarsen in Nederland vooral gemaakt door kleinschalige ambachtslui in eenmansbedrijfjes, terwijl er enkele decennia later een drietal zeer grote kaarsenfabrieken waren in: Amsterdam, Schiedam en Gouda, met een afzet van miljoenen kaarsen.
Stearinekaarsen
De kaarsenfabricage maakt in de 19e eeuw een grote ontwikkeling door, die begon met de ontdekking van stearine.
In 1823 werd stearine, een mengsel van stearinezuur en palmitinezuur, ontdekt door de Fransman Eugène Chevreul. Hij onderzocht allerlei vetten en toonde aan dat deze verbindingen zijn van een vloeistof (glycerol) en van een mengsel van min of meer vaste stoffen (vetzuren). Van de vetzuren scheidde hij door persen een vaste harde fractie af, stearine genaamd. Stearine is een kunstwas, een vast vet ontstaan door het uitpersen van verzeepte dierlijke vetten. Stearine had veel gunstiger brandeigenschappen dan het vet dat tot dan toe gebruikt werd voor de kaarsenbereiding. De stearinekaars brandde met een heldere vlam, zonder walm; hij droop niet en werd niet slap als hij warm werd. Dit had tot gevolg dat de stearinekaars op den duur de oudere smeerkaars geheel verving. Stearine was ook geschikt om machinaal in vormen gegoten te worden. Dit leidde tot mechanisatie en concentratie in de industrie. Enkele jaren later verving Cambacères de oude getwijnde pit door een gevlochten katoenen pit. Dat was het einde van het kaarsensnuiten. Aangezien de pit gebogen brandde, door de manier van vlechten van de katoengarens, werd deze automatisch op lengte gehouden, een zelf-snuitende kaars.
Enige jaren later werd door raffinage van aardolie een witte stof, paraffine, afgescheiden. Deze ging naast stearine een plaats in de kaarsenindustrie innemen. Paraffine blijkt namelijk een hogere lichtintensiteit te hebben dan stearine, maar paraffine wordt eerder zacht. Na 1850 verdwenen meer traditionele vormen van kaarsenmakerij ten gunste van stearine, maar ook als gevolg van de opkomst van gaslampen. Door de uitvinding van de elektrische lamp levert de kaars in onze tijd vooral het romantische licht. De kaars kan ook een rustgevende werking hebben.
Kaarsen zijn met olielampen en toortsen, na het houtvuur, de oudste hulpmiddelen van de mens voor de verlichting. Met een kaarsendover wordt de vlam van een kaars gedoofd. Vooral rond kerstmis worden veel kaarsen gebrand. De SI-basiseenheid candela is afgeleid aan het licht van ongeveer één kaars. Candela is het Latijnse woord voor kaars en ook het woord kandelaar is daar etymologisch aan verwant. Tijdens religieuze feesten zoals het Joodse Chanoeka en de christelijke Advent staan kaarsen centraal.
Advent
De advent is in het christendom de benaming voor de aanloopperiode naar kerst. De naam advent komt van het Latijnse woord adventus, dat komst betekent. In de adventsperiode bereiden christenen zich voor op het kerstfeest: dit is het feest waarbij de geboorte van Jezus wordt gevierd.
Het Liturgisch jaar begint na de grote groene tijd door het jaar met de advent. Eenvoudig gerekend begint de advent vier zondagen voor Kerstmis. De advent begint altijd op de eerste zondag na 26 november Sint-Siricius en eindigt op 24 december Kerstavond bij het avondgebed. Hierdoor is de lengte van de adventsperiode verschillend, maar telt wel altijd vier zondagen.
Adventskrans
Een adventskrans is een horizontaal liggende ronde krans van gevlochten dennen- of sparrengroen met vier kaarsen waarvan tijdens de advent er elke zondag een meer wordt aangestoken. Het is een negentiende-eeuwse traditie die ontstaan is in Duitsland. De krans wordt zowel in huis als in de kerk gebruikt. Op de laatste zondag voor Kerstmis branden alle kaarsen. Ze zijn dan verschillend van lengte, want ze hebben niet even lang gebrand.
Christenen bereiden zich in de adventtijd voor op de komst, de geboorte van Jezus. Op de eerste zondag van de advent, tussen 26 november en 3 december, begint het nieuwe kerkelijk jaar. Op de eerste zondag wordt de eerste kaars aangestoken. Elke volgende zondag komt er eentje bij. De kaarsen staan symbool voor het komende Licht. De adventskrans is rond en symboliseert de aarde, heel de wereld. Hij staat ook voor het terugkomen van de jaargetijden. De vier kaarsen op de krans geven niet alleen de vier weken van voorbereiding aan, maar ook de vier windstreken noord, zuid, oost en west.
Tussen de kaarsen wordt soms een paars lint gedraaid om de krans. Deze kleur is de liturgische kleur van de Advent in de Katholieke Kerk. Het gebruik van natuurlijke materialen zoals echt dennengroen en kaarsen van bijenwas dragen bij aan de symboliek.
Begin 19e eeuw bekommerde de in Hamburgse theoloog Johann Hinrich Wichern (1808–1881) zich om kinderen uit arme gezinnen. Hij bouwde in 1833 een boerenschuur net buiten de stad als toevluchtsoord. Dit gebouw bestaat nog en staat het bekend als het Rauhes Haus. Kinderen kregen hier te eten en volgden schoollessen.
De eerste adventskrans werd bedacht door de Lutherse theoloog Johann Hinrich Wichern. Hij ving veel kinderen op uit arme gezinnen. De kinderen vroegen vaak wanneer het eindelijk kerst was. In 1839 besloot hij uit een houten wiel een krans te maken met vier grote en 24 kleine kaarsen. Voor elke adventszondag werd een grote kaars aangestoken en voor elke andere dag een kleine. Sinds 1860 wordt de adventskrans met dennengroen versierd.
Wichern gaf later de adventskrans zijn moderne betekenis. Pas in 1860 bedekte hij het wiel met dennentakken. De naalden moesten doen denken aan de doornenkroon op het hoofd van Jezus bij de kruisiging.
In België, Oostenrijk en Zwitserland bestaat hier en daar het gebruik in de kaarsen de liturgische kleuren te laten terugkomen: drie paarse kaarsen en een roze kaars. De roze kaars verwijst naar de derde zondag in de Advent: Zondag “gaudete”, waarbij de Kerk al een voorproefje neemt op de kerstvreugde.
Thuis wordt in sommige streken een adventskalender gebruikt, die begint op de eerste Adventszondag of op 1 december. Vaak bevat die voor elke dag een doosje of een luikje, waarvan er elke dag eentje mag worden geopend door de kinderen. Er zit dan een chocolaatje of een klein stukje speelgoed in.
Meer info:
Eerdere blogs ‘Kersttradities’: https://www.postzegelblog.nl/tag/kersttradities/
Reacties (0)
Schrijf een reactie
(registratie is niet nodig)