In de tweede helft van 1945, na de capitulatie van nazi Duitsland en Oostenrijk, werd door de directeur-generaal van de Oostenrijkse post- en telegraafadministratie een wedstrijd uitgeschreven voor de verwerving van ontwerpen van een serie postzegels kunst en architectuur. Een titel voor deze serie was toen nog niet bekend gemaakt maar zou later vernoemd worden naar de tekst op de eerste postzegel.
Gerelateerde artikelen
De serie moest bestaan uit tien postzegels waarvan telkens twee uit een bepaald vakgebied, architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst, grafiek en toegepaste kunst. Uitsluitend werk van Oostenrijkse kunstenaars mocht worden gebruikt. Hoeveel voorstellen door diverse beeldend kunstenaars werden ontvangen is niet meer bekend. Wel werden de tien ontwerpen ingediend door Professor Ernst Schrom gekozen om verder uit te werken. Schrom werd op 14 oktober 1902 geboren in Wenen als zoon van een boerenfamilie uit Neder-Oostenrijk. Hij werkte bijna twintig jaar als tekenleraar op een gymnasium en als commercieel grafisch ontwerper en boekillustrator. Hij overleed op 8 mei 1969 door een auto-ongeluk op de Westautobahn.
In het Künstlerhaus aan de Karlsplatz in Wenen vond van juni tot en met september 1947 een tentoonstelling plaats die aan vooroorlogse kunst en architectuur werd gewijd. Voor professor Schrom, die meewerkte aan de totstandkoming van die tentoonstelling, aanleiding om op de eerste postzegel van de serie, met een waarde van 3 Groschen, de naam van de tentoonstelling te vermelden. Op de postzegel beeldde hij een voorwerp af dat ook werd tentoongesteld in het Künstlerhaus. Op de slingerende band die hij ook op deze postzegel aanbracht, vermeldde hij de naam: 1. Grosse Österreichische Kunst Ausstellung Künstlerhaus.
Ten behoeve van het gebruik in het interne postkantoor in het gebouw werd een bijzonder poststempel vervaardigd met een verstelbare datum. De tekst in de rand luidde: ‘Erste Grosse Österrechische Kunstausstellung Wien’. In het midden een gestileerd wapenschild versierd met guirlandes zoals ook op de postzegels voorkomen. Het stempel werd ontworpen door professor Ernst Schrom.
De 82 centimeter hoge gotische beker met deksel werd gemaakt van verguld zilver door een Weense goudsmid. De Hongaarse koning Matthias Corvinus, geboren in Clui te Roemenië, overleden op 6 april 1490 in Wenen, schonk de beker aan de stad in 1462 ter gelegenheid van de vrede die de stad had gesloten met keizer Frederik III. Vanwege de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog werd de beker, die sinds 1741 in het bezit is van de stad, ondergebracht in een tunnel van de zoutmijn in Hallein, net als vele andere kunstschatten. Totdat de beker werd overgebracht naar het Wiener Neustadt City Museum, werd deze bewaard in het stadhuis. Sinds begin 2009 maakt de pompeuze beker deel uit van de permanente tentoonstelling van het museum.
De vrouwenfiguur, de Romeinse godin Providentia, is het hoogtepunt van de middelste groep van de Rafael Donnerfontein op de Neuer Markt in Wenen. De originele figuren werden vervaardigd van zacht lood. Ze zijn gemaakt door Georg Raphael Donner die leefde van 1693 tot 1741. De loden beelden zijn sinds 1921 ondergebracht in het Barok Museum in de Neder-Belvedere, nadat de originelen in 1873 al waren vervangen door bronzen exemplaren. De ‘godin van de voorzichtigheid en de vooruitziende blik’, op de postzegel zichtbaar in zijn geheel, zit met een gedraaid lichaam op een bochtige sokkel en rust met de rechterarm op een schild met Januskop, terwijl de linkerhand een slang vasthoudt. De onthulling van de fontein, waaraan Donner al sinds 1737 werkte, vond plaats op 4 november 1739. Tijdens een nachtelijk bombardement in februari 1945, werd de fontein vernietigd. Toen de postzegel verscheen, lag de Donnerfontein nog in puin.
Het beeld van Providentia op de bovenzijde van de fontein is omgeven door vier figuren, twee mannen en twee vrouwen, die de zijrivieren van de Donau, Enns, Traun, Ybbs en March symboliseren. Op de oude prentkaart is de fontein te zien met de vier figuren. Tijdens de regering van Maria-Theresia maakte de Kuisheidscommissie, een soort geheime politie die verantwoordelijk was voor het toezicht op de openbare moraal, bezwaar tegen dit kunstwerk, omdat de figuren grotendeels naakt waren afgebeeld. Ze werden daarom in 1770 verwijderd en verdwenen de daaropvolgende 31 jaar in een depot. Toen werden ze in 1801 aangeboden aan de beeldhouwer Johann Maria Fischer om ze tegen de prijs van schroot om te smelten. Fischer herkende echter onmiddellijk de artistieke waarde van de figuren en zorgde er voor dat ze weer op de fontein geplaatst werden.
De Benedictijner kloosterkerk van Melk is gebouwd op een langwerpige bergkam, steil glooiend naar de Donau. Het klooster wordt als een belangrijk werk van de Oostenrijkse barokke architectuur beschouwd. De kerk werd ontworpen door de architect Jakob Prandtauer uit Sankt Pöltnen, die leefde van 1660 tot 1726. De opdrachtgever was de kunstzinnige abt Berthold Dietmayr, die Prandtauer op 6 april 1702 de opdracht gaf om de oude kerk te slopen en een nieuwe collegiale kerk te bouwen. Na de dood van Prandtauer werd de bouwplaats aanvankelijk geleid door een werkmeester op basis van de bestaande plannen, voordat het leiding van de bouw werd overgedragen aan Joseph Muggenast, een neef van Prandtauer. Een aantal andere gerenommeerde kunstenaars uit de verre omgeving en uit de regio was betrokken bij de bouw en de afwerking. Zo schilderde Paul Troger de fresco’s in de bibliotheek en in de marmeren hal. In 1736 werden zowel de kerk als het klooster in wezen voltooid. In 1738 werd het klooster getroffen door een verwoestende brand. Bijna alle daken, de twee torens en enkele representatiekamers werden verwoest. Berthold Dietmayr gaf onmiddellijk de opdracht voor de wederopbouw, maar kon de voltooiing niet aanschouwen vanwege zijn overlijden in 1739. Pas onder zijn opvolgers kon de wederopbouw worden voltooid, ondanks financiële en politieke tegenspoed. In 1746 werd de nieuwe kloosterkerk ingewijd.
Op de postzegel van 12 Groschen is de echtgenote van de Weense arts Dr. Gerhard Carl Brant of Brante afgebeeld. Het portret, gemaakt door Josef Kriehuber die leefde van 1801 tot 1876, geeft ons een nauwkeurig beeld van Biedermeier stijl met de door hem vervaardigde litho’s. In zijn portretten die hij direct op steen tekende, heeft hij met onfeilbare nauwkeurigheid bekende tijdgenoten uit de kringen van de adel, het leger, de geestelijkheid, wetenschap, kunst en de bourgeoisie vastgelegd, waardoor een waardevolle portretgalerij van het oude Oostenrijk ontstond. De afbeelding op de postzegel toont mevrouw Brant gekleed in de mode van die tijd met Turkse sjaal en het toenmalige onmisbare hoofddeksel, een witte kap versierd met bloemen.
Ferdinand Georg Waldmüller leefde van 1793 tot 1865 en is een van de belangrijkste schilders van Oostenrijk uit de zogenoemde ‘Vormärz’ periode. Dat was de periode voorafgaand aan de maartrevolutie in 1848. Op de postzegel is een door hem vervaardigd schilderij opgenomen met de titel ‘Boerin met kinderen in een venster’. In een raam zien we vier gezichten, waarvan er drie naar ons kijken, terwijl een klein kind met krullend haar terugkijkt naar de moeder. Het schilderij is gedateerd 1840 en toont een momentopname, waarschijnlijk herkenbaar aan de duimzuigende peuter op de voorgrond. Bovendien is de klederdracht te zien die op dat moment werd gedragen. De ‘Vormärz’ periode wordt gezien als afsluiting van de romantiek.
De hoofdpoort van Slot Belvedere in Wenen is afgebeeld op de postzegel van 20 Groschen. Op de voorgrond de hoofdpoort met zijn smeedijzeren gekroonde rooster geeft een doorkijk naar de binnenplaats van Slot Belvedere. Slot Belvedere werd in opdracht van prins Eugen von Savoyen in de jaren 1721 tot 1723 door Lucas van Hildebrandt ontworpen en gebouwd. Van de driedelige poortconstructie bestaande uit een centrale poort en twee zijpoorten is alleen het middelste gedeelte op de postzegel afgebeeld. De pilaren zijn versierd met twee leeuwen met wapenschilden. In het rooster bovenin de poort, versierd met de kroon van de prins, is de letter E van de prinselijke naam Eugenio opgenomen. De ontwerptekening voor het rooster zou afkomstig zijn van Hildebrandt zelf. Het smeden werd uitgevoerd door de slotenmakers Arnold en Konrad Kiefer.
Op de postzegel van 30 Groschen is de nimf Egeria afgebeeld behorende bij de bron in het park van Slot Schönbrunn in Wenen. Eigeria is de Romeinse lentenimf en godin van de geboorte. Het slot is naar de bron vernoemd en wordt ook wel de ‘Kaiserbrünnl’ genoemd. ‘Schön’ heeft hier de betekenis van goed en met ‘goed’ wordt het water bedoeld. Het betekent eenvoudig: goed drinkwater. Een klein paviljoen versierd met veel stalactieten en schelpen werd in 1779 boven de bron gebouwd. Als bewaker van de bron vervaardigde hofbeeldhouwer Christian Friedrich Wilhelm Beyer, die leefde van 1725 tot 1806, de sierlijke figuur van de nimf Egeria. In de linkerarm houdt zij een hoorn des overvloeds, in de rechterarm een urn waaruit het water in een grote schelp wordt gegoten. Dankzij de beschermende grot bleef de marmeren figuur gespaard van verwering, terwijl de andere door Beyer gemaakte tuinsculpturen moesten worden vervangen door kopieën.
De Nationale Bibliotheek in Wenen is op de postzegel van 35 Groschen afgebeeld. De centrale vleugel van de voormalige hofbibliotheek, nu de Oostenrijkse Nationale Bibliotheek, is een van de beste architectonische prestaties van de keizerlijke hofarchitect Joseph Emanuel Fischer von Erlach. Fisher von Erlach de Jongere, zoals hij ook wel wordt genoemd, werd op 13 september 1693 geboren en overleed op 29 juni 1742). Het oorspronkelijke ontwerp van het gebouw was echter van zijn vader Johann Bernhard, die in 1723 overleed. Het gebouw werd voltooid in 1726. Binnen in het gebouw bevindt zich de koepelkamer en de statige hal met plafondfresco’s vervaardigd door Daniel Gran. Op de Josefsplatz voor het gebouw staat een bronzen ruiterstandbeeld in 1806 gemaakt door Franz Anton Zauner, dat keizer Josef II laat zien als een Romeinse keizer.
Ernst Röhm, graveur en drukker in de diepdruktechniek is afgebeeld in zijn werkplaats. Voor deze afbeelding werd een ingekleurde ets van prof. Ferdinand Schmutzer gebruikt. Röhm, staat in zijn werkkleren aan het raam achter een scheef opgestelde lichtbron. Hij staat op het punt om een koperen plaat in te wrijven met een tampon met zwarte drukinkt. Op de voorgrond is allerlei gereedschappen te zien met op de achtergrond een stelling met glazen potten met chemicaliën voor het etsen van drukplaten. In 1914 vervaardigde Ferdinand Schmutzer de ets en schiep daarmee een tastbare herinnering aan de drukker, die vele jaren in de Oostenrijkse Staatsdrukkerij werkzaam was. Overigens is de afbeelding op de postzegel in spiegelbeeld opgenomen ten opzichte van de originele ets die sinds 1978 behoort tot de collectie van het British Museum.
Portretschilder Friedrich Ritter von Amerling werd op 14 april 1803 in Wenen geboren en overleed op 14 januari 1887. Een van zijn vele portretten is het schilderij ‘Meisje met de gele strohoed’ vervaardigd in 1835 maar wie de dame is, is niet bekend. Met haar breedgerande Florentijnse hoed, waaronder weelderige haarkrullen, de franjesjaal en de parelketting om haar nek, geeft ze ons een levendig beeld van de mode in de tijd van de Weense Biedermeier. De kin wordt ondersteund door de rechterhand waardoor het portret er ongedwongen uitziet. Het olieverf schilderij is 58 bij 47 centimeter werd in 1840 gekocht door Oberstleutnant Fritz Liechtenstein, in 1939 in beslag genomen en tussen 15 en 17 maart 1939 gedwongen geveild door Weinmüller. Het schilderij bevond zich daarna vanaf 1939 in de collectie van Museum Belvedere maar werd in 2007 teruggegeven aan de rechtmatige eigenaren Ernst en Else Gotthilf die het in oktober 2008 voor 1,5 miljoen euro verkochten aan Fürst Hans-Adam II van Liechtenstein.
Reacties (0)
Schrijf een reactie
(registratie is niet nodig)