Teruggekeerde Oostenrijkse krijgsgevangenen die jaren lang hadden doorgebracht in de kampen in de Sovjet Unie hadden het moeilijk. Hun gezinnen hadden meestal grote financiële problemen omdat ze weinig of geen geld hadden. Dat veranderde slechts weinig nadat ze weer werk hadden gevonden. De geldelijke beloning voor hun werk was vaak mager en zo was overheidssteun de enige manier om de eerste moeilijkheden te overbruggen.
Gerelateerde artikelen
In augustus 1947 had de Oostenrijkse Postdienst op aandringen van de Oostenrijkse regering een serie postzegels met toeslag uitgegeven ten behoeve van het fonds voor ondersteuning van gezinnen van teruggekeerde krijgsgevangenen. Deze serie postzegels werd echter weinig voor postale doeleinden gebruikt en verdween dan ook voor een heel groot deel ongebruikt in albums. Na twee jaar waren de financiën die onder andere vanuit de toeslag op de serie ter beschikking waren gekomen, vrijwel uitgeput. Het was vanwege de begrotingssituatie bij de Oostenrijkse regering op dat moment niet mogelijk om voldoende overheidssteun te verlenen. Dit probleem leidde ertoe dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken in 1955 wederom pleitte voor de uitgifte van bijzondere postzegels met een toeslag, waarvan de opbrengst ten goede moest komen aan deze Oostenrijkse bevolkingsgroep.
De Oostenrijkse Postdienst nodigde ontwerper Wilhelm Dachauer uit om een serie van vier postzegels te ontwerpen met meer neutrale afbeeldingen die minder discussie zou opleveren dan de serie uit 1947. Hij koos voor een reeks afbeeldingen die betrekking hadden op historische wapenschilden. Het beste inzicht in wapenschilden kan worden verkregen door bestudering van lakzegels, beschrijvingen in boeken, afbeeldingen op munten, voorstellingen op monumenten en uit kroniekbeschrijvingen. Op de eerste postzegel met de waarde van 40 + 10 Groschen is een lakzegel te zien, zoals het in 1230 voorkomt op documenten van hertog Frederik II. De ruiter verbeeldt de op zijn paard de ten strijde trekkende hertog. De hertog draagt een helm met vizier op zijn hoofd, een lange gerimpelde wapenrok, een driehoekige schild en rechts een wimpelvormige banier. De zegelinscriptie luidt: ‘Fridericus dei Gracia dux Austriae’ (Friedrich von Gottes Gnaden Herzog von Österreich).
De tweede zegel van de serie met de waarde van 60 + 15 Groschen toont het wapenschild van de Prinsen van Oostenrijk, zoals het in het Duitse wapenschildboek rond 1450 is afgebeeld. Het werd toen het wapenschild ‘Nieuw Oostenrijk’ genoemd, in tegenstelling tot dat van ‘Oud Oostenrijk’, dat vijf steenarenden in het hemelsblauwe schild bevatte. Het is in het oudste algemene Duitse wapenschildboek afgebeeld samen met het wapenschild van Zürich dat gebruikt werd van 1335 tot 1345. Op het schild rust en gesloten helm met vizier en erboven een kroon bestaande uit uitgevouwen pauwenveren. De kroon gaat waarschijnlijk terug naar het plan om in 1245 van de staat Oostenrijk een koninkrijk te maken. De pauwentooi werd echter gedragen door het geslacht van de heren van Lengbach-Rechberg. Nadat dit geslacht was uitgestorven, ging het wapenschild in 1235 over op hertog Frederik II.
De afbeelding op de postzegel van 1 Schilling + 25 Groschen komt overeen met het de afbeelding op de vorige postzegel, maar toont de rijke laat renaissance vormen zoals ze overeenkomen met de periode rond 1600. Het schild heeft al een sterk gestileerde vorm, licht gebogen, oorspronkelijk beïnvloed door het toen in gebruik zijnde lange halfronde verdedigingsschild. De helm en het vizier met daarboven de pauwenkroon, rechtop en niet breed ontvouwd, is terug te vinden in de G.H. Ströhl’s Oostenrijks-Hongaarse wapenschildrol en nauw verwant aan het wapenschild ‘Oostenrijk’. De slingers erboven behoren stilistisch tot de latere 17de eeuw en zijn ook aanwezig in het wapenboek van de Neder-Oostenrijkse ruitermaarschalken uit 1686.
De afbeelding op de postzegel van 1 Schilling en 60 Groschen + 40 Groschen toont het Oostenrijkse wapenschild, zoals het sinds 1945 in gebruik is. Het wapen toont een zwevende, eenkoppige, naar rechts kijkende zwarte adelaar met gele poten en snavel. De adelaar draagt op de borst een rood wapenschild met zilveren dwarsbalk. De adelaar draagt een gouden muurkroon met drie zichtbare kantelen, symbool voor de burgerij. In de rechter poot draagt de adelaar een sikkel, in de linkerpoot een hamer. Sikkel en hamer symboliseren landbouw en industrie.
Beide poten zijn geketend. De verbroken keten werd in 1945 toegevoegd en symboliseert het bevrijde, democratische Oostenrijk. Deze vorm van het staatswapen werd gedefinieerd in de wet van 1 mei 1945, St.G.Bl.No.7, betrekking hebbende op wapenschilden, kleur, zegels en emblemen van de Republiek Oostenrijk, de Wapenwet. De adelaar als symbool van het herrezen Oostenrijk, is de oude leger banier van de Romeinse rijken. Het huidige staatswapen is afgeleid van het staatswapen van de Eerste Republiek daterend uit 1919, dat dezelfde vorm had, maar zonder verbroken kettingen.
In 1955 werd nog een postzegel met toeslag uitgegeven ten behoeve van het fonds dat financiële steun verleende aan hulpbehoevende gezinnen van uit krijgsgevangenschap teruggekeerde militairen en andere gevangen genomen Oostenrijkse burgers. Ontwerper Josef Seger keerde in feite terug naar de uitgifte van de serie uit 1947 met name de postzegel van 60 + 20 Groschen. Alleen is de tekening van Seger minder schokkend dan die uit 1947. De postzegel werd uitgevoerd in plaatdruk en had een oplage van 760.000 stuks. De zegel werd uitgegeven op woensdag 29 juni 1955, tien jaar na de Tweede Wereldoorlog.
Reacties (2) Schrijf een reactie
Als men met de cursor over de afgebeelde zegels gaat wordt een loep zichtbaar die de details heel goed laat bestuderen. Over Wilhelm Dachauer, de kunstenaar die vele postzegels heeft ontworpen, verschijnt binnenkort een afzonderlijk artikel op de Blog.
Mooie tool die loep. Ik zie dat eigenlijk pas voor het eerst. Dank voor de tip.
Schrijf een reactie
(registratie is niet nodig)