Bij een vluchtige visuele kennismaking van het postzegelvel Honderd jaar De Ploeg (in een oplage van 125.000 vellen) valt op:
1. Talrijke schilderijen, beeldoverschrijdend verdeeld.
2. Diversiteit in afbeeldingen.
3. Aanwezigheid van namen van de kunstenaars
Gerelateerde artikelen
Honderd jaar De Ploeg, wat opvalt
1. Talrijke schilderijen, beeldoverschrijdend verdeeld.
Opvallend bij het vel Honderd jaar De Ploeg is de aanwezigheid van talrijke schilderijen over twee of drie postzegels en/of velranden beeldoverschrijdend verdeeld. Hiermee brengt ontwerper Joost Grootens de aanvankelijk sterk onderlinge betrokken en verbindende samenhang en -werking van De Ploeg-artiesten tot
uitdrukking,
2. Diversiteit in afbeeldingen.
Daarnaast valt ook op: de aanwezigheid van portretten, landschappen, stadsgezichten en abstracte afbeeldingen. Reden? Het zijn dé in het oog vallende schilderskundige aandachtsonderwerpen van De Ploeg-schilders,
3. Aanwezigheid van namen van de kunstenaars
Verder is de aanwezigheid van namen op de tabs van de beeldende kunstenaars Altink, Wiegers, Dijkstra, Martens en Werkman opvallend. Hiermee treden de vooruitstrevende initiatiefnemers van De Ploeg op de voorgrond.
Honderd jaar De Ploeg – Uitgiftedatum 22 mei 2018
Naamgeving
Op 1 mei 1918 werd de Groninger kunstenaarsvereniging De Ploeg opgericht als reactie op het stugge en artistieke klimaat in de stad Groningen. Jonge artiesten waren van mening dat de mogelijkheden om te exposeren en zich te ontwikkelen beperkt waren. Door samenwerken hoopten ze exposities te kunnen organiseren en de bevolking kennis te laten maken met de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van schilderen, architectuur en literatuur.
Met de naam wilde de initiatiefnemer Jan Altink aangeven dat in Groningen op kunstgebied iets geheel nieuws ontwikkeld moest worden. Volgens schilder-voorman Altink moest de grond in Groningen op de kop gezet worden. De braakliggende kunst-akker moest kunstzinnig omgewoeld en ontgonnen worden. De vernieuwingsdrang kon met een ploeg artistiek verantwoord uitgevoerd worden. Door deze zienswijze is de eigennaam van de kunstkring De Ploeg tot stand gekomen.
Expressionisme
Jan Wiegers: [5] Groninger landschap met kanaal (1923), [9] Zittend naakt (1925) en [14] Portret van Jan Altink (1924).
In 1921 komt Jan Wiegers wegens een longaandoening na twee jaar uit een sanatorium in Davos terug. Door financiële steun en acties van de andere Ploeg-leden (broodfond avant la lettre) is het lange verblijf er mogelijk geweest. Hij maakte daar kennis met de schilder Ernst Ludwig Kirchner, grondlegger en aanhanger van de Duitse expressionistische schildersgroep Die Brücke. Hun stijlkenmerken zijn:
- Tegengestelde, scherpe en vlammende kleurcontrasten.
- Hoekige lijnen en fantasierijke vormen.
- Impulsieve en met gevoel geplaatste lijnen.
Als overtuigd aanhanger van Kirchner wijst Wiegers de Groninger schilders op enthousiaste en aanstekende wijze op de moderne manier van schilderen in Duitsland. Zij gaan al experimenterend de nieuwe schilderwijze toepassen. Hieruit ontstaat een eigen stijl bekend onder de naam Gronings expressionisme, een typisch persoonlijke uitdrukkingswijze van schilderen. Hun fel kleurige landschappen bezitten een hoog geplaatste horizon. Diepte wordt o.a. gesuggereerd met een verticaal lopende weg of sloot middels het vogelvluchtperspectief (weergave vanuit een hoog standpunt gezien).
Het openluchtatelier: landschap en stedenschoon
Alida Pott: [1] Blauwborgje, slagschaduw (1920) en Job Hansen: [10] Blauwborgje (1927).
Blauwborgje is een boerderij aan het Reitdiep iets ten noorden van Groningen. Het is een geliefde plek voor De Ploeg-schilders voor onderlinge discussie, waar ze buiten in de ongerepte natuur portret- en landschapsstudies uitvoerden. Niet voor niets werd Blauwborgje het ‘openluchtatelier’ genoemd. Schilder Johan Dijkstra omschrijft deze plaats als “de plek waar de Groningse kunst is geboren.”
Johan Dijkstra: [7] Groninger meikermis (1928), [13] Studentenpad 1925 en [15] Binnenplaats in de winter (1923).
Naar aanleiding van twee tentoonstellingen van Van Gogh in Groningen en een expositie van Kandinsky in de stad merkt kunstenaar Johan Dijkstra later op dat zijn generatie al met Van Gogh en diens kunstzinnige vrijheid en expressie is opgegroeid. Dijkstra leert met Van der Zee en Altink het vak van kunstacademie Minerva-docent Bach. Hij neemt ze mee naar buiten, het platteland op, naar het Reitdiep. Hij leert ze de impressionistische beginselen van schilderen.
George Martens: [8] People in the street – Vismarkt (1926), [16] Kattendiep in de regen (1927) en [19] Portret van Alida Pott (1927).
Portretten
Jan Wiegers: [14] Portret van Jan Altink (1924), Jan Altink: [17] Portret van H.N. Werkman (1925), George Martens: [19] Portret van Alida Pott (1927).
Jan Jordens: [4] Portret van een hbs-leerling (1932), Jan Wiegers: [9] Zittend naakt (1925), Ekke Kleima: [11] Portret van George Martens (1930).
De uitgebreide en vooruitstrevende kunstkring van De Ploeg-leden liet zich door een ongelooflijk grote diversiteit aan onderwerpen om te schilderen leiden met daarbij een grote explosie aan dynamiek en creativiteit. Naast de oorspronkelijkheid van veel werken viel ook op dat de leden zich intensief met elkaar bezig hielden o.a. in gesprek, met elkaar én elkaar schilderen. Men is heel erg op elkaar gericht en met elkaar verweven. Er bestaat een grote onderlinge betrokkenheid.
Abstract
Wobbe Alkema: [6] Compositie met diagonaal (1924), Jan van der Zee: [12]Compositie landschap 1926).
H.N. Werkman: [18] Gevel (1925) en H.N. Werkman: [20] Compositie met de letter O (1927/28).
De Ploegleden Alkema en Van der Zee ontwikkelden een eigen variant van het constructuvisme: “Door uit te gaan van een objectief systeem van geometrische vormen en mathematische ordening dringt het constructuvisme de invloed van de subjectieve ervaring terug, die met stromingen als het expressionisme zo op de voorgrond was getreden.”
In iets meer begrijpelijke taal: Alkema en Van der Zee willen niet het gevoel, waarin persoonlijke ervaringen en belevingen een belangrijke rol spelen (persoonlijke, subjectieve benadering), maar met het verstand de uitdrukking van de afbeelding laten bepalen. Dat weten ze te bereiken met rechte lijnen en overzichtelijke vlakken (onpersoonlijke, zakelijk objectieve benadering).
Jan Altink: [2] Na het bezoek (1925), [3] Dijk langs het Reitdiep (1927), [17] Portret van H.N. Werkman (1925).
Achtergrondinformatie
- De Ploeg-kunstwerken op het postzegelvel Honderd jaar De Ploeg dateren overwegend uit het eerste decennium na de oprichting van de schildersgroep. De kunsthistorische betekenis ligt dus in de twintiger jaren van de vorige eeuw. Daarna ontstond al snel onenigheid en wisselden ups en downs elkaar af.
- Er traden twee richtingen op de voorgrond: een redelijk herkenbaar expressionistische benadering (met het accent op het eigen, individuele gevoel/zienswijze van iedere schilder) en een constructivistische richting (hierbij valt de nadruk op een beredeneerd verstandelijke benadering van het geschilderde onderwerp). Beide stijlstromingen typeerden zich door een regionale gebondenheid en een internationaal artistieke oriëntatie.
- De Ploeg-club staat voor allerlei artistieke kunstenaars open. Niet alleen schilders (met verschillende stijlen), maar ook disciplines als beeldhouwen, architectuur, muziek en literatuur. Eenheid in verscheidenheid. In het eerste jaar telt de groep 20 leden, na de introductie van Wiegers’ Duitse uitdrukkingswijze van schilderen stijgt de groep naar 33 ruimdenkende leden. Het begint goed met een eerste gezamenlijke tentoonstelling met de artistieke vrijheid. Naderhand ontstaat onenigheid door de scheiding tussen ‘modernen’ en ‘niet-modernen’. Het ontbreekt de groep aan een leider. Na de Tweede Wereldoorlog komt de museale waardering. De belangstelling voor de kunstkring De Ploeg neemt toe. Er zijn weer kopers.
Vormgeving postzegelvel Honderd jaar De Ploeg
-
- Bij plaatsing van de schilderijen is door Studio Joost Grootens uit Amsterdam steeds gekeken naar de beste en meest afgewogen ‘ontmoeting’ tussen stad en land, tussen overzichtsbeelden en close-ups, tussen figuratieve en abstracte schilderijen. Door deze ontmoeting ontstijgt het postzegelvel het niveau van de individuele werken. Het geheel is meer dan de som der delen.
- De 20 schilderijen van De Ploeg-leden zijn alle een uitsnede van het oorspronkelijke werk. Dit is om praktische redenen toegepast: details komen hierbij beter uit de verf. ‘Zittend naakt’ van Wiegers [9] bijvoorbeeld geeft alleen het hoofd, terwijl het lichaam (als deel van een groter geheel) niet is afgebeeld.
- Het beeldformaat van de afbeeldingen bezit dezelfde verhoudingen als die van de postzegel.
- Op de achtergrond van het postzegelvel staat een plattegrond van de stad Groningen in grijs tinten uitgevoerd uit de tijd van de oprichting van De Ploeg.
- Het logo met het geploegde akkerland verbeeldt het omgewoelde, artistiek gecultiveerde Groningse landschap van De Ploeg-leden in de beginperiode.
Beeld: PostNL
Reacties (6) Schrijf een reactie
Wat ik zie zijn verminkte postzegel. Ik houd er niet van.
Ik zie 10 postzegels. Het zouden voortaan toch velletjes van 6 worden?!
@Willem, Niet de postzegels zijn verminkt maar de afgebeelde kunstwerken door de perforatie. Het velletje vind ik vrij druk maar als je de afzonderlijke zegels beschouwd zullen ze wel mooi zijn om post te versturen.
In een bericht op Postzegelblog.nl (in maart jl.) werd geschreven: “Met de uitgifte van de Verjaardagspostzegels (19/2) is PostNL gestart voortaan geen tien, maar zes postzegels per velletje uit te geven. “…” Deze Bruggen-emissie zal dus met de jubileum-emissie ‘100 jaar De Ploeg’ (vierkant postzegels [22 mei]) de tweede en derde sextet-uitgave van PostNL worden.”
Dit vraagt om een nadere uitleg.
Ik tel 20 kunstwerken over 10 postzegels verdeeld. Misschien had de ontwerper wat selectiever kunnen zijn. Dan hadden 6 zegels wellicht volstaan. Overigens ben ik van mening dat er hele mooie kunstwerken bij zijn. Het Kattendiep in de regen, daar kan ik wel blijven naar kijken, en ook bij de portretten zijn er bijzonder rake typeringen.
Wat een drama zegels een herhaling van het random laten vallen van het perforatie mes .De namen staan vermeld dus moet men de rand meesturen anders blijft het een raad plaatje wie heeft het gemaakt? .De verminkingen van de kunstwerken kunnen natuurlijk verder uitgebouwd worden ik denk daarbij aan driehoek perforatie en natuurlijk de cirkel vorm .Duidelijk weer een voorbeeld dat de zegels niet voor het gebruik zijn maar als vel ver moeten worden opgeborgen in een boek waar later de erven kunnen zien hoe de geestelijke gesteldheid van de kunstenaars was .
Schrijf een reactie
(registratie is niet nodig)