Op 9 april verschijnt het postzegelvel Beleef de natuur-veldbloemen. Grafisch ontwerper Frank Janse uit Gouda weet met tien ‘portretten’ van in Nederland voorkomende veldbloemen in hun natuurlijke omgeving het voorjaar op postzegels op te roepen. Daarvoor maakt hij gebruik van foto’s van PIXFACTORY. De meeste foto’s lopen onmerkbaar door op de aangrenzende postzegel, waardoor er een natuurlijk contact ontstaat alsof de bloemen naast elkaar in het veld staan. De foto’s zijn in een grafische laag van elkaar overlappende cirkels van verschillende formaat gevat. Daarbij worden de grenzen van de perforatie doorbroken. Het cirkelpatroon zet zich in de vorm van kleine druppeltjes voort op de velrand en de tabs.
Gerelateerde artikelen
Beleef de natuur-veldbloemen uitgiftedatum 9 april 2018
Over de tien postzegelafbeeldingen van het vel Beleef de natuur-veldbloemen, ligt een laag met transparante afbeeldingen van vier veldbloemen: gewone margriet, witte klavertje vier, echte koekoeksbloem en grote centaurie. Deze bloemen zijn bijna abstract in monochrome tinten afgebeeld.
Op alle foto’s staan de bloemen alsof je er languit liggend naar kijkt. Janse: “In de kleuren zocht ik de sfeer van het voorjaar: fris, fragiel, verzachtende en pastelkleurig. Daarbij heb ik ook gelet op een evenwichtige spreiding van bloeiende planten voor wat betreft subsoorten, formaten en verschijningsvormen.”
Tien veldbloemen in het voorjaar
1) Fluitenkruid
De samenstelling van het 1½ meter hoge fluitenkruid bestaat uit acht tot vijftien schermstralen, ieder met een scherm van veel kleine witte bloempjes. Elk bloempje (soms ongesteeld) bestaat uit windseltje met vijf kroonblaadjes, waarvan één groter is. De naamgeving hangt samen met het feit dat uit de holle fluitenkruid-pijp een fluitje kan worden gemaakt. In de pijp (met dicht gesloten knoop aan de onderkant) dient halverwege een snee overlangs gemaakt te worden. De plant komt veel in wegbermen voor.
2) Hazenpootje
Het sterk vertakte hazenpootje valt op door het grijze, sterk behaarde cilindervormige hoofdje. De witte kleur van de korte kroonbladen blijven onzichtbaar door de lange, sterk behaarde roodbruin aangelopen kelk-tanden. Het pluis van deze kelktand bevordert de verspreiding van het zaad. De bloem komt door de beharing overeen met een pootje van een haas of konijn.
3) Wondklaver
De wondklaver, soms kruipend, soms rechtop groeiend. De plant (met gele, bloemvormige hoofdjes [2 t/m 4 cm]) is bedekt met zilverkleurige haartjes. Bloeitijd mei – september op droge zand- en kalkhoudende grond (duinen). De plant en bloemknop verdrogen meestal niet vóór de winter. In volksgeneeskunde vroeger in gebruikt om wonden bloedstelpend te genezen.
4) Madeliefje
Het madeliefje (rozet-bladeren op de grond) bloeit het hele jaar zolang het niet vriest. Op de bloemstengel staat een bloemhoofdje (2½ cm) met een hart van gele buisbloemen en een krans van witte straalbloemen. Het madeliefje plant zich geslachtelijk voort met zaden, maar ook ongeslachtelijk. In de oksels van de bladeren vormen zich zij-stengels, die kunnen uitgroeien tot een nieuwe rozet. Het woord ‘madeliefje’ is mogelijk afkomstig van ‘maagde-lief’. Het bloempje werd vroeger in verband gebracht met de heilige maagd Maria.
5) Gewone ossentong
In warme droge duinvalleien, kalkhoudende braakliggende droge bermen en akkers is de 80 cm hoge gewone ossentong met naar boven kort vertakte ruwe stengels te vinden. De klokvormige blauw tot paarse bloemen zijn ongeveer 7 cm groot. Bijen zijn door de honing verzot op deze bloemen. De bladeren zijn meer dan vier maal zo lang als breed en dat gecombineerd met het ruwe oppervlak heeft tot de benaming ‘ossentong’ geleid.
6) Pinksterbloem
De bloempjes van de pinksterbloem (met bladrozet op de grond, een ronde, holle stengel met lange smalle stengel-blaadjes) groeien in trossen. Ze zijn lila en roze van kleur met paarse aders. Tijdens uitgestorven folkloristische voorjaarsfeesten werden rond Pinksteren jonge meiden tot ‘Pinksterblom’ of ”Pinksterbruid’ uitgekozen. De bloem bloeit ondanks de naam vóór Pinksteren in april.
7) Trilgras
Trilgras met slappe, gekronkelde en afhangende stengel/steel met kleine hangende aren, die even lang als breed zijn (paarsachtige gloed). Vijf tot tien bloempjes in elke aar. Het blad bezit een blauwe waas.
8) Paarse morgenster
De bloemen van de paarse morgenster (ook wel haverwortel genoemd; 30 cm hoog) zijn lila tot rood-paars, de helmknoppen zijn geel. De wortel en bladeren van deze morgenster werden vroeger als groente gebruikt. Vandaar de naam arme-lui-asperge, een andere bijnaam luidt keuken-meiden-verdriet. Bij het klaarmaken worden de handen vies. Onder water schillen heft het probleem op. Deze groente wordt nu niet meer gebruikt, de vervanger is schorseneer.
In tijden van schaarste was de paarse morgenster in geroosterde uitvoering als koffiesurrogaat in gebruik.
De gele morgenster als voorjaarsbloem ligt meer voor de hand in deze reeks opgevoerd te worden! Wellicht om de intense kleur heeft deze bloem (groente!) als kleurvariant een plaatsje op het velletje verworven.
9) Paardenbloem
Het bloemhoofdje van de paardenbloem bestaat uit veel gele lintbloemen. De holle bladerloze stengel bezit een bladrozet (diep ingesneden tot bochtig getande bladeren) op de grond. Bij kneuzing vloeit bitter melksap uit de stengel. Als de 20 cm lange penwortel op enige diepte wordt afgesneden, herstelt de plant zich weer met ontspruiten van talrijke rozetten. In mei hoofdbloei, in september nog eens. Onder gunstige omstandigheden bloei het hele jaar door.
10) Smalle weegbree
De lancetvormige rozetbladeren van de smalle weegbree liggen op de grond of staan omhoog (afhankelijk van weinig of veel voeding). De aar staat op een gegroefde steel. De bloei is van beneden naar boven, waarbij eerst de stampers en daarna de meeldraden zichtbaar zijn. De witte helmknoppen (ver buiten de aar stekend) contrasteren met de groen-bruinige aar.
Monochrome bloemafbeeldingen geven een gelaagd ontwerp
Janse heeft in zijn gelaagde ontwerp voor het vel Beleef de natuur-veldbloemen, combinaties van cirkels gebruikt om het dynamische en organische van de natuur terug te laten keren. Ze vormen een soort gedachtewolken en versterken daarmee beweging en het associatieve. “Zo kon ik het statische grid van het postzegelvel doorbreken. Daarvoor koos ik voor ronde, natuurlijke vormen, want zintuiglijke waarneming associeer ik met rond.”
Grafisch ontwerper Frank Janse: “Met de vijf wit gekleurde, monochroom en abstract uitgevoerde veldbloemen (als toegevoegde laag) leg ik de nadruk op de structuur, de vorm en de diversiteit van de veldbloemen. Het versterkt het mysterieuze karakter van de natuur”.
Janse vervolgt: “De gelaagdheid heeft ook te maken met de manier, waarop ik naar de natuur kijk. Niet alleen gevoelsmatig en allesomvattend, maar ook met oog voor detail, als optelsom van al mijn zintuiglijke waarnemingen.”
Verwonderlijk en bevreemdend
Verwonderlijk is de aanwezigheid van het madeliefje in werkelijkheidsgetrouwe kleuruitvoering en in een monochrome kleurstelling. Eveneens hierbij verwonderlijk is de aanwezigheid van twee klaversoorten namelijk wondklaver en witte klavertje vier. Bevreemdend echter is de aanwezigheid van een (in ongebruik geraakte) groentesoort in deze reeks postzegels namelijk de paarse morgenster.
Reactie van grafisch ontwerper Janse op mijn constateringen: “Bij de selectie ben ik eerst inhoudelijk gaan zoeken. Daarna heb ik ook gekozen op esthetiek, kleur en compositie. Niet van alle bloemen zijn goeie foto’s te vinden. Met name de witte afbeeldingen zijn op structuur en vorm gekozen. Er zit geen reden achter om madeliefje en klaver in twee varianten op te voeren en andere bloemen juist niet. Vanwege kleur en esthetiek is er voor de paarse morgenster gekozen.”
Beeld: PostNL en Geïllustreerde flora van Nederland’ van Heimans, Heinsius en Thijsse, uitgave in 1953, 18e druk
Reacties (3) Schrijf een reactie
Weer eens een prachtig velletje. En het zijn ook weer interessante doorlopers. Probeer ze eens allemaal te bemachtigen!
Dat bemachtigen valt wel mee. Ik kon er vrijdag al post mee versturen ondanks dat de officiële uitgiftedatum pas morgen is. Inderdaad een mooi velletje en een mooi verhaal van Bate!
In 1994 zijn in het kader ‘Natuur en milieu’ ook madeliefjes heel herkenbaar fotografisch op een postzegel (NVPH 1602) terecht gekomen.
Schrijf een reactie
(registratie is niet nodig)